Ingrediënten maken het verschil:
1 recept maakt andere gerechten:
– uit welk land komen de ingrediënten?
– in welke volgorde zijn ingrediënten gebruikt?
– wat is de personal touch van de kok?
1 gerecht wordt anders ervaren:
– onbekend maakt onbemind?
– is er een allergie?
– eet of kookt iemand zoutloos?
– herinnert het gerecht aan vroeger?
– heeft iemand (nog) geen trek?
Jij bent als een ingrediënt:
Jij maakt het verschil in het contact.
Wat ben jij en waarom?
– groente
– aardappel, pasta, rijst
– vlees, vis
– water
– vet
– kruid/specerij
Hoe maak jij het verschil?
– versterk je anderen?
– ben je duidelijk aanwezig?
– wil je beginnen of juist afsluiten?
Is er een verschil in hoe jij jezelf ziet en hoe anderen jou zien?